Vrijzinnigheid
Vrijzinnigheid is een term die een veelheid aan stellingen en overtuigingen bevat. Het is een levenshouding, een ingesteldheid die stoelt op enkele gemeenschappelijke principes. Deze principes worden door elk individu op een unieke manier ingevuld en beleefd. In de praktijk betekent dit dat vrijzinnigen vaak verschillende meningen hebben over actuele en morele problemen. Deze verscheidenheid stimuleert dialoog en wederzijdse aanvulling waardoor vrijzinnigheid steeds een boeiende en dynamische levenshouding blijft.
De veelheid van opvattingen en visies weerspiegelt de complexiteit van de mens en van zijn denken. De confrontatie van verschillende ideeën en visies leidt tot nieuw inzicht. Welke zijn de principes die de leidraad vormen van de vrijzinnige levenshouding? Vrijzinnigen huldigen het principe van het vrij onderzoek ,verwerpen dogma’s en gezagsargumenten bij de opbouw van hun overtuigingen en erkennen geen ander moreel gezag dan de menszelf. Het uiteindelijke streefdoel van de vrijzinnige gemeenschap is de scheiding van Kerk en Staat .
Vrij onderzoek
Vrij onderzoek betekent dat de mens, zonder zich te laten leiden door bijgeloof en vooroordelen, met zijn kritisch verstand de werkelijkheid probeert te begrijpen en te bestuderen. De enorme toename aan betrouwbare kennis van de laatste eeuwen is o.m. te danken aan het vrij onderzoek van wereld en natuur. Vrij onderzoek is een methode om tot betrouwbare kennis te komen.
Welke betekenis heeft dit abstracte principe voor de vrijzinnigen, die zich niet beroepshalve met wetenschappelijk onderzoek bezighouden? Vrij onderzoek wijst op een houdingen een persoonlijke ingesteldheid van de ‘opbouwende twijfel’. Vrijzinnigen zijn bereid hun overtuigingen, mening en visie op de mens en wereld te toetsen aan de realiteit. Open discussie wordt niet uit de weg gegaan, persoonlijke overtuigingen en opvattingen kunnen worden herzien en ‘zekerheden’ kunnen opnieuw in vraag worden gesteld …
Geen dogma’s
Een dogma is een geopenbaarde waarheid, die deel uitmaakt van een geloofsleer. De vastomlijnde inhoud mag niet in vraag worden gesteld omdat zij een boodschap is van het opperwezen (God). Dogma’s zijn onverenigbaar met het principe van vrij onderzoek. Ze worden met grote stelligheid verworpen door vrijzinnigen. Vrijzinnigen verwerpen eveneens gezagsargumenten bij de opbouw van hun visie op mens en wereld. Dit betekent dat uitspraken kritisch worden beoordeeld op inhoud, en niet zondermeer worden aanvaard.
De mens als zingever
Voor vrijzinnigen vloeiende regels en normen van goed en kwaad voort uit de ervaring van de mens zelf in zijn streven naar een leefbare gemeenschap. Opvattingen over goed en kwaad zullen dus van cultuur tot cultuur verschillen en veranderen in tijd en plaats. Een bovennatuurlijke (goddelijke) oorsprong van regels van goed en kwaad wordt door vrijzinnigen niet aanvaard. De mens is zelf schepper én drager van zijn moraal. Vandaar dat vrijzinnigen bewust geen godsdienst belijden. Zij hangen geen enkel godsdienstig geloof aan, verwerpen elke moraal die steunt op openbaring en zij behoren tot geen enkele kerkgemeenschap. In deze context wordt de term ‘niet-confessioneel’ gehanteerd. Het begrip verwijst naar een levensbeschouwelijke gemeenschap – in de brede zin van het woord– die tot geen enkele van de bestaande erediensten behoort, omdat ze elke godsreligie verwerpt.
Scheiding van Kerk en Staat
De scheiding van Kerk en Staat, of m.a.w. de scheiding van levensbeschouwing en Staat, is en blijft voor de niet-confessionele gemeenschap het uiteindelijke streefdoel.
De Belgische samenleving kan slechts gestoeld zijn op twee fundamentele principes: het respect voorde rechten van de mens en de rechtstaat. De staat moet instaan voor de eerbiediging van de private sfeer van de burgers en voor een gelijke behandeling van elk individu of elke minderheid. Het pluralisme van deze maatschappij is geënt op het respect van de Staat voor alle levensbeschouwingen.
Het principe van de scheiding van Kerk en Staat houdt in:
- de niet-inmenging van de Kerk in Staatszaken. De kerkelijke overheden worden dus niet als staatsmachten erkend. Concreet betekent dit dat zij geen wetten kunnen opleggen die in de Belgische wetgeving dienen geïncorporeerd;
- de niet-inmenging vande Staat in zaken die de Kerk aanbelangen. De Staat komt niet tussen in de interne organisatie van de Kerk of haar gemeenschap, de aanwijzing van haarvertegenwoordigers, en de positionering op ethisch vlak;
- het respect voor de vrijheid van eredienst t.a.v. elke burger en de gemeenschap. De vrijheid van eredienst in België bestaat naast de strikte eerbiediging van de individuele overtuiging van de burger uit de aanvaarding van de gemeenschap waarbinnen de levensbeschouwing zich ontplooit;
- een doorzichtige subsidiëringspolitiek. Indien de Staat de levensbeschouwingen financiert, dient dit te gebeuren op grond van de billijkheid.
copyright : U.V.V.